17 november 2019

De liefde zichtbaar

Overweging op de 33e zondag door het jaar (jaar C)
Werelddag van de armen

Lezingen: Maleachi 3,19-20a; 2 Tessalonicenzen 3,7-12; Lucas 21,5-19

Bij een vrouw van 43 jaar is kanker aan de alvleesklier geconstateerd. De laatste maanden is ze in en uit het ziekenhuis geweest. Maar nu zeggen de artsen dat ze niets meer voor haar kunnen doen. Ze kiest ervoor – in overleg met haar familie – om de laatste weken thuis te zijn. Het zijn zware weken geworden, vanwege de intensieve zorg, maar ook omdat afscheid nemen nu eenmaal moeilijk is. Toch zijn het ook heel goede weken geworden, omdat de onderlinge nabijheid en het toegroeien naar elkaar veel intenser worden beleefd. Met het naderende afscheid voor ogen is het een goede beslissing geweest om deze vrouw thuis te laten sterven.

Foto: Pexels.com
Het nemen van een juiste beslissing is in alle omstandigheden en belangrijk gebeuren. Maar met het einde voor ogen is het van nog groter belang om een goede keuze te maken. Vandaag gaat het in de schriftlezingen over het maken van de juiste keuze, en die keuze moet gemaakt worden met – zo horen we – het einde in zicht.

Niet uitstellen

Bij de profeet Maleachi wordt gesproken overeen dag, waarop een einde komt aan de heerschappij van de hoogmoedige en onrechtvaardige mensen. Het is een dag, waarop een oordeel wordt geveld. Maar wie de gerechtigheid nastreeft, heeft niets te vrezen. Je kunt je afvragen, of de profeet een specifieke dag voor ogen had, waarop dit alles moest gebeuren. Misschien gaat het hem veel meer erom, de mensen uit te dagen tot het maken van een keuze. En die keuze moet je nu maken, niet uitstellen tot het te laat is. Een goede keuze immers, zo leert ons de ervaring, wordt altijd gemaakt op het juiste moment. Kiezen voor gerechtigheid, strijden tegen onrecht: dat doe je altijd in de concrete omstandigheden die zich aan je voordoen.

10 november 2019

De meeste mensen deugen

Boekrecensie van
Rutger Bregman, De meeste mensen deugen.
Een nieuwe geschiedenis van de mens 

Anderhalve dag had ik nodig voor een kloeke pil van 521 pagina's. Geen bloedstollende thriller. Geen meeslepende roman. Maar een gedegen historisch werk met een uitgebreid notenapparaat, dat 42 bladzijden omvat. Toegegeven: het boek is heel toegankelijk geschreven. Vlotjes, mag je wel zeggen – al gaat zijn pen een enkele keer ook met de schrijver aan de haal. De meeste mensen deugen (1) is een goed onderbouwde uiteenzetting van Rutger Bregman, waarin hij de focus op al het slechte nieuws dat ons dagelijks bereikt ferm onderuit haalt.

Alleen al daarom lust ik zo'n flinke uitgave wel.

Met veel voorbeelden uit de geschiedenis, uit de sociale psychologie en uit de nodige experimenten (opgezet in psychologische laboratoriumsituaties) laat de schrijver zien dat mensen meer erop uit zijn om elkaar te helpen dan om elkaar in de haren te vliegen – volledig in tegenstelling met de beeldvorming in de media, die ons iets heel anders wil doen geloven. In het eerste hoofdstuk noteert Bregman: 'Ik zal een grote hoeveelheid wetenschappelijk bewijs aandragen waaruit blijkt dat een positiever mensbeeld realistisch is. Tegelijk denk ik dat het nóg realistischer kan worden als we erin gaan geloven.' (p. 31)

Hoe komt het dan, dat we denken dat het bergafwaarts gaat met onze samenleving en met onze beschaving, terwijl de feiten (als je ze maar onder ogen wilt zien) het tegendeel aangeven? Dat komt 'omdat het nieuws over uitzonderingen gaat.' (p. 34) Voorbeeld: 'Een paar jaar geleden onderzocht een team van Nederlandse sociologen hoe media verslag doen van vliegtuigcrashes. Tussen 1991 en 2015 nam het aantal ongelukken gestaag af, maar de aandacht voor ongelukken nam juist toe. Het gevolg: mensen werden steeds banger om in steeds veiligere vliegtuigen te stappen.' (p. 35)

03 november 2019

Liefde: aan de dood voorbij

Overweging met Allerzielen

Lezingen: Jesaja 25,6a.7-9; Lucas 23,44-47.50.52-54; 24,1-6a

Op heel verschillende manieren kunnen mensen reageren op het overlijden van hun geliefden. Een man die drieënveertig jaar getrouwd was, heeft de laatste vijftien jaar zijn vrouw heel intensief
verzorgd. Nu valt hij in een plotselinge leegte. Hij zegt: 'Het heeft geen zin meer. Als ik niet meer voor haar kan zorgen, waarvoor leef ik dan nog?' Een heel andere reactie komt van een moeder. Haar zoon, nog geen twintig jaar, verliest zijn leven bij een tragisch ongeval. Hij had een goed hart, maar hij was geen gemakkelijke jongen. Het verliest veroorzaakt evengoed een smartelijke pijn. 'Maar,' zo zegt de moeder, 'misschien heeft Onze Lieve Heer hem wel tegen zichzelf in bescherming genomen. Hij kon zo dwars zijn, dat hij op den duur ook vijanden had gekregen. Daar zou hij diep ongelukkig van zijn geweest. Misschien is het wel beter zo.'

De dood van onze lieve medemensen roept vragen op, waar we meestal geen antwoord op krijgen. En met name de vraag waarom een dierbare van ons weggenomen moest worden, blijft onbeantwoord. 'Mijn vader,' hoor ik wel eens zeggen als ik op rouwbezoek ben, 'had het idee, dat zijn taak nog lang niet klaar was. Of ook: 'Mijn vrouw had zich zo verheugd op een fijne tijd met ons tweeën, maar ze mag het niet meer beleven.' En zelfs wanneer een geliefd mens na een moeilijk sterfbed eindelijk van zijn pijnen is verlost, wanneer dus de naaste familie daar vrede mee kan hebben, dan nog blijft er een schrijnende leegte achter, die niet meer is op te vullen.