Overweging op Aswoensdag
Lezingen: Joël 2,12-18; Matteüs 6,1-6.16-18
Als je de nieuwste telefoon niet hebt, dan loop je in de ogen van sommige mensen hopeloos achter. Als je niet voldoende opkomt voor jezelf, dan ben je een een watje, menen bepaalde mensen. Als je niet voldoende in de aandacht staat, dan kom je helemaal nergens, denken een aantal mensen. We leven in een wereld, waarin de individuele mens in een razend tempo is opgeschoven naar het centrum van de belangstelling. Het individualisme, de aandacht voor
mijn persoonlijke ontwikkeling, het idee dat je bent wat je hebt, – dat alles maakt dat we vaak weinig oog hebben voor waar het in het leven nu werkelijk op aankomt.
Juist de tijd van veertig dagen, die vooraf gaan aan het Paasfeest, geven ons de gelegenheid om over deze dingen eens goed na te denken. Waar komt het nu echt op aan in ons leven? Waar draait het werkelijk om? Waar zijn we mee bezig, en hoe zou het beter kunnen? Wat maakt ons nu
echt tot gelukkige mensen?
Twee manieren
In het evangelie stelt Jezus twee manieren van leven tegenover elkaar. Er is de manier van leven die gericht is op het uiterlijk, en de manier van leven die gericht is op het innerlijk. De eerste manier vind je terug bij mensen die gerechtigheid beoefenen, bidden en vasten met het doel dat het
door anderen zal worden gezien. De tweede manier zie je juist bij mensen, die aalmoezen geven, bidden en vasten met het doel dat het
door God wordt gezien. En je kunt je afvragen: waar worden mensen nu werkelijk gelukkiger van? En ook: waar worden mensen in essentie nu beter van?