Overweging bij de 23e zondag door het jaar (A) - Vredeszondag
Lezingen: Jesaja 55,6-9; Matteüs 20,1-16a
Doorgaans zien wij onszelf als mensen die het goede nastreven. We proberen ieder het zijne te gunnen. We helpen andere mensen als ze een beroep op ons doen. We dragen waar mogelijk bij aan goede doelen. We zijn verontwaardigd over het uitblijven van toereikende overheidshulp voor de slachtoffers van de brand in het tentenkamp van Lesbos. We willen zorgvuldig zijn in het scheiden van papier, plastic, GFT en restafval. Kortom, we doen het – met ook onze beperkingen – zo slecht nog niet.
Wijngaard op Samos, Griekenland |
En toch kunnen we ons niet laten voorstaan op mensen, die zich aan deze strevingen niets gelegen laten liggen. Want als we zouden willen, dan zouden we gemakkelijk kunnen wijzen naar mensen, voor wie goede doelen, afvalscheiding, hulpvaardigheid en sociale verontwaardiging een heel andere invulling krijgen. Maar de lezingen van deze dag waarschuwen ons ervoor, dat Gods gerechtigheid van een totaal andere orde is dan wat wij daar gewoonlijk onder verstaan. De gewone menselijke waardeschaal wordt op de kop gezet.