Overweging op de 18e zondag door het jaar (jaar C)
Lezingen: Prediker 1,2; 2,21-23; Lucas 12,13-21
"Ma-am, ik mag van hem niet meespelen." "Ma-am, zij zit mij steeds te pesten." "Pa-ap, Kees maakt alweer mijn Legohuis kapot." Hoe vaak gebeurt het niet, dat je als ouders scheidsrechter moet spelen over het speelgoed en de spelletjes van je kinderen. Kinderen moeten nog leren, is dat je het leven moet
delen met elkaar. Je bent van elkaar afhankelijk, niets is uitsluitend voor jou alleen. Evenmin zijn er dingen die exclusief voor een ander zijn. Kinderen moeten de gelegenheid krijgen om dat te leren. Alleen dan kunnen ze uitgroeien tot gezonde en evenwichtige volwassenen. Maar wie als volwassene nog steeds niet heeft geleerd om te delen, die is in wezen een armzalige drommel. Die heeft het verschil niet geleerd tussen
hebben en
zijn.
Dwaas
Toch zijn er mensen, die niet beseffen dat de wereld groter is dan hun eigen ik. Soms zie je daarvan in je eigen omgeving treffende voorbeelden. Ook in het evangelie komen we vandaag zo iemand tegen. Een man vraagt aan Jezus om rechter te zijn tussen zijn broer en hemzelf. Hij gaat ervan uit dat Jezus rechtvaardig zal zijn. Het gaat over de erfenis van zijn ouders. De man hoopt op een oordeel, dat voor hem gunstig zal zijn. Jezus weigert echter om voor rechter te spelen. Maar het voorval is wel aanleiding voor een waarschuwing. Op weg naar het koninkrijk van God zit je op een dwaalspoor, als je in beslag wordt genomen door je bezit. Jezus doet dat op zijn eigen, kenmerkende manier: met een verhaal.