04 augustus 2019

Hebben of zijn

Overweging op de 18e zondag door het jaar (jaar C)

Lezingen: Prediker 1,2; 2,21-23; Lucas 12,13-21

"Ma-am, ik mag van hem niet meespelen." "Ma-am, zij zit mij steeds te pesten." "Pa-ap, Kees maakt alweer mijn Legohuis kapot." Hoe vaak gebeurt het niet, dat je als ouders scheidsrechter moet spelen over het speelgoed en de spelletjes van je kinderen. Kinderen moeten nog leren, is dat je het leven moet delen met elkaar. Je bent van elkaar afhankelijk, niets is uitsluitend voor jou alleen. Evenmin zijn er dingen die exclusief voor een ander zijn. Kinderen moeten de gelegenheid krijgen om dat te leren. Alleen dan kunnen ze uitgroeien tot gezonde en evenwichtige volwassenen. Maar wie als volwassene nog steeds niet heeft geleerd om te delen, die is in wezen een armzalige drommel. Die heeft het verschil niet geleerd tussen hebben en zijn.

Dwaas

Toch zijn er mensen, die niet beseffen dat de wereld groter is dan hun eigen ik. Soms zie je daarvan in je eigen omgeving treffende voorbeelden. Ook in het evangelie komen we vandaag zo iemand tegen. Een man vraagt aan Jezus om rechter te zijn tussen zijn broer en hemzelf. Hij gaat ervan uit dat Jezus rechtvaardig zal zijn. Het gaat over de erfenis van zijn  ouders. De man hoopt op een oordeel, dat  voor hem gunstig zal zijn. Jezus weigert echter om voor rechter te spelen. Maar het voorval is wel aanleiding voor een waarschuwing. Op weg naar het koninkrijk van God zit je op een dwaalspoor, als je in beslag wordt genomen door je bezit. Jezus doet dat op zijn eigen, kenmerkende manier: met een verhaal.


Dat verhaal van de rijke, armzalige dwaas spreekt voor zichzelf. De fout van de man is niet, dat hij zijn oogst goed opbergt.  Ook niet, dat hij geniet van de opbrengst van zijn arbeid. Daar is niks op tegen, en daar gaat Jezus ook niet op in. De man blijft echter in gebreke, omdat hij denkt dat hij voor jaren onder de pannen is met zijn rijke oogst. Hij denkt dat hebben helemaal samenvalt met zijn. Anders gezegd: hij denkt dat hij geheel eigenmachtig over zijn leven kan beschikken. Hij houdt er geen rekening mee dat hij in zijn leven afhankelijk is van andere mensen, afhankelijk ook van God. De man is zichzelf genoeg, en dat is tegelijk ook zijn grootste tekortkoming. Want het is hoogmoed om te denken dat je niemand anders nodig hebt. Tegelijk zit in die houding ook een soort krampachtigheid, omdat de man in kwestie geheel op zichzelf is aangewezen. Hij sluit zich af van andere mensen, hij sluit zich op in zichzelf. En dat is in wezen heel onnozel, want hij vergeet dat het leven een geschenk is. Het is slechts geleend; je krijgt het: van dag tot dag, van moment tot moment. Daarom is deze dwaas, hoe groot zijn aardse rijkdom ook is, helemaal niet rijk in de ogen van God.

IJdel

Alle voorzieningen, die de rijke man getroffen dacht te hebben voor zichzelf, blijken nou juist niet voor hem bestemd te zijn. Wat baat hem dan al zijn geploeter? Precies deze vraag loopt ook als een rode draad door het boek Prediker, waaruit de eerste lezing van deze dag is gekozen. Alles is betrekkelijk, alles is ijdel, zegt Prediker. IJdel zijn alle dingen, die zijn zoals de lucht: dun, wazig, ongrijpbaar. De mens moet er zich rekenschap van geven, dat al zijn gezwoeg en gesjouw op den duur geen stand houdt. Want wat hij met werken en inspanning verdient, moet hij uiteindelijk toch afgeven aan anderen.

Je moet je dus niet druk maken, zegt Prediker, in de ijdele hoop dat de resultaten van je werk blijvend zullen zijn. Als je denkt, dat je kunt vasthouden wat je zelf hebt gepresteerd of bijeen vergaard, kom je bedrogen uit. Dat wordt zichtbaar in het verhaal over de rijke dwaas, dat Jezus ons voorhoudt. Door bezit kun je je leven niet veilig stellen. Of om het met onze eigen Nederlandse volkswijsheid te zeggen: er zitten nu eenmaal geen zakken in je doodskleed.

Hebben of zijn

Is het daarom zinloos om je in te spannen, als je weet dat je alles tenslotte toch weer moet afstaan? Nee, integendeel. Want juist de inspanning die een bepaalde taak kost, maakt het resultaat waardevol. Al je gezwoeg en getob is letterlijk "de moeite waard", als het gericht is op wat het betekent voor anderen. Dat is de eigenlijke reden en ook de uiteindelijke bestemming van het leven van mensen. Dat leven krijg je, zomaar voor niets. Je hebt er zelf niets voor hoeven te doen, niet om hoeven te vragen. Maar exact om die reden houdt dat geschenk ook de opdracht in. De opdracht dat je je leven ten dienste stelt van anderen. Wie dat beseft, en daarnaar leeft, die is pas werkelijk rijk in Gods ogen.

Het gaat er dus om te laten zien, dat zijn belangrijker is dan hebben. Wie je bent, wie je bent voor anderen, dat wordt beter zichtbaar in je gedrag dan in wat je hebt. Je bezit laat misschien wel iets zien van je positie op de maatschappelijke ladder. Maar het laat niets zien van hoe jij bent als mens: of je een milde, barmhartige en rechtvaardige mens bent. Je bent niet wat je hebt, maar je bent wat je doet – voor anderen, voor de wereld waarin je leeft. Al het andere is ijdelheid en niets dan ijdelheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten