Overweging op de 3e zondag door het jaar (jaar C)
Lezingen: Nehemia 8,2-4a.5-6.8-10; Lucas 1,1-4;4,14-21
Fleur is een leuke meid van zes jaar. Als ze uit school komt, dan
moet ze vertellen wat er allemaal gebeurd is. Haar moeder weet dat intussen, en ze neemt de tijd om te luisteren. Het vertellen is voor Fleur een manier om de dingen op een rijtje te krijgen. Als ze die kans niet krijgt, dan zie je haar ongelukkig zitten zijn. Vertellen over de gebeurtenissen van de dag – belangrijke en minder belangrijke – is voor Fleur net zo noodzakelijk als eten, drinken en slapen. Maar ook wij, volwassenen, weten dat er verhalen zijn die verteld
moeten worden. Verhalen over onze geschiedenis, onze familie-afkomst, ons dorp, onze dromen en verlangens. Het zijn verhalen, die ons leven structuur geven; verhalen die ons richting wijzen.
 |
Afbeelding: Wikipedia |
Ook in de lezingen van vandaag gaat het om zulke verhalen. Verhalen die bepalend zijn voor de manier waarop we ons leven inrichten. In de eerste lezing hebben we gehoord hoe het volk van Israël luistert naar de voorlezing door Ezra, de priester. We moeten ons verplaatsen naar ongeveer 450 voor het begin van de jaartelling. Na de terugkeer uit de ballingschap in Babylonië, 90 jaar eerder, is de wederopbouw van het land flink aangepakt. Van belang is nu, dat ook de geestelijke wederopbouw ter hand wordt genomen. Alle mannen en vrouwen, die de voorlezing konden volgen, verzamelden zich op het plein voor de Waterpoort in Jeruzalem. Iedereen luisterde met grote aandacht naar de voorlezing. Er wordt ons niet letterlijk verteld, wat er in de voorlezing wordt gezegd; enkel dat er gelezen wordt uit het boek van Gods wet. De betekenis daarvan werd uitgelegd en verklaard, zodat iedereen de lezing begreep. De mensen zijn geraakt door wat ze te horen kregen. Er is grote vreugde, geschonken door God zelf. En die vreugde – zo eindigt de lezing die wij hoorden – die vreugde is bedoeld om mensen kracht te geven.