02 mei 2021

Minder zichtbaar, meer present?

 Een terugblik op 37 jaar pastoraal werk

Foto: Peter Vrancken
Als onervaren broekie, met een flinke rugzak vol theologische kennis en mooie idealen, ben ik op 15 april 1984 begonnen aan het pastorale werk in het bisdom Breda. Terneuzen was mijn eerste 'standplaats', waar ik onder leiding van pastoor Jan Segers de kneepjes van het vak kon leren. Het eerste weekend waarin ik de overweging mocht verzorgen in drie vieringen was ik helemaal op. Ik wist niet dat je van uiterste concentratie zo vermoeid kon raken. De eerste uitvaart die ik moest verzorgen was al even enerverend. Intussen voelde iedereen de tijdgeest veranderen. In de acht jaar dat ik werkte in Terneuzen ging de frequentie van de godsdienstles (groep 7 en 8) terug: van wekelijks naar slechts enkele uurtjes ter voorbereiding op Kerstmis en Pasen. Meer en meer kwam de verantwoordelijkheid voor de catechese te liggen bij de leerkracht zelf. Boeiend vond ik vooral de individuele contacten met parochianen. Soms was dat alleen om een luisterend oor te bieden. Maar vaak ook om – door het stellen van de juiste vragen – mensen verder te helpen in hun eigen sociale en gelovige ontwikkeling. Ook het werk met de Caritas was essentieel voor mijn pastorale insteek. Want het geloof is enkel geloofwaardig als het ook tot uitdrukking komt in de ondersteuning van wie maatschappelijk in de knel komt.

Nieuwe tijdgeest
In oktober 1992 maakt ik een nieuwe start in Bergen op Zoom. Pastoor Lou Verhaegen was tegelijkertijd mijn collega en (als voorzitter van het kerkbestuur) mijn werkgever. In de vijftien jaar dat ik heb gewerkt in de 'stad van stoet en spel' kon ik mijn eerdere ervaringen bij de voorbereiding op Eerste Communie en Vormsel goed inzetten. Het opkomend gebruik van moderne communicatiemiddelen (computer, e-mail, een beamer voor presentaties, website) had mijn volledige belangstelling. Daarnaast bleef ook de interesse in het persoonlijke, sociale en gelovige welzijn van parochianen mijn aandacht houden. Maar opnieuw veranderde geleidelijk de tijdgeest: uitvaarten kwamen vaker in handen van begrafenisondernemers, aanmeldingen voor Communie, Vormsel, Doop en Huwelijk liepen terug. De positie en de betekenis van kerken in de samenleving werd minder relevant. De maatschappelijke gerichtheid van de katholieke kerk zelf, kenmerkend voor de jaren 70 en begin 80 van de vorige eeuw, veranderde onmerkbaar maar zonder twijfel in een sterkere aandacht voor wat zich binnen de kerk zelf afspeelde. Dat werd onder andere merkbaar in de nota Meewerken in het Pastoraat van de Nederlandse bisschoppen (1999), waarin de positie van de pastoraal werksters en werkers stringenter werd gedefinieerd. En daarmee feitelijk onder druk kwam te staan.

De trend van grotere aandacht voor wat zich binnenkerkelijk afspeelde werd in mijn waarneming sterker nadat ik vanaf 2007 opnieuw kwam te werken in Zeeland. Toen waren het nog de acht parochies van de Inter Parochiële Vereniging van De Bevelanden en Schouwen-Duiveland. Pastoor Paul Verbeek en later pastoor Fons van Hees, evenals de andere collega's, gaven mij de ruimte om op eigen wijze inhoud en vorm te geven aan het pastorale werk. Ik zag het als een uitdaging om in dit grote en zeer gevarieerde werkgebied mee te werken aan een goede onderlinge samenwerking. Die kwam er toen in 2013 onder de bezielende leiding van pastoraal werker Bernard van Lamoen en met instemmende medewerking van de toenmalige parochiebesturen de Heilige Pater Damiaanparochie ontstond. Een belangrijke mijlpaal, maar ik moet ook constateren dat dit fusieproces veel aandacht vroeg die niet gegeven kon worden aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de kerken. Ook zelf ben ik tekort geschoten in het vorm geven aan de presentie (sociaal en spiritueel) van de kerk in de maatschappij. Dat vind ik spijtig. Ook de samenwerking met de Heilige Maria Parochie Walcheren vroeg de nodige aandacht.

Maatschappelijke presentie
Zo geeft deze terugblik op 37 jaar pastoraal werk aanleiding tot de constatering, dat de kerk maatschappelijk gezien steeds minder zichtbaar is geworden. Terwijl ik zou wensen dat kerkmensen juist als gelovigen méér present zouden moeten zijn. Dat wil zeggen: er zijn voor mensen, niet enkel op het individuele vlak, maar zeker ook als maatschappelijke organisatie. We kunnen ons daarbij laten inspireren door de katholieke sociale leer en tegelijk op zoek gaan naar partners die vanuit hun eigen inspiratie eveneens willen streven naar een meer humane samenleving. Dat betekent dat er in mijn ogen meer tijd en aandacht mag gaan naar wat we als kerk in de samenleving kunnen betekenen en dat we minder gefocust zijn op de liturgische aspecten van het kerk-zijn. Het betekent ook dat we zullen moeten zoeken naar nieuwe, geheel andere manieren van kerk-zijn, die de heilige Geest ons kan wijzen.

De katholieke sociale leer, die ik zojuist noemde en waarvan paus Franciscus een warm pleitbezorger is, wordt onder meer uitgedragen door het Kansfonds. Daar wil ik graag aandacht voor vragen als ik wegens pensionering op 19 juni afscheid ga nemen van 37 jaar pastoraal werk. Dat u het maar alvast weet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten