Overweging op Aswoensdag
Lezingen: Joël 2,12-18; Matteüs 6,1-6.16-18
Door omstandigheden die deels buiten onze eigen wil liggen zijn we tot een soort vasten gedwongen, dat we zelf niet hadden kunnen verzinnen. De coronapandemie dwingt ons om af te zien van spontane sociale contacten. Daardoor zijn we – al is het voor onze eigen bestwil – gedwongen om ons te onthouden van wat we heel gewoon hebben gevonden. Dat is wat vasten betekent: afzien van wat je als gebruikelijk of als normaal beschouwt. Daar komt nog iets bij: het is geen 'afzien van' omwille van het afzien zelf. Wat je ermee beoogt is, dat je meer doordringt tot de essentie van je leven. Afzien van wat gangbaar is omwille van het doorstoten tot de kern van je bestaan.
![]() |
Foto van Pixabay.com |
In die zin kun je de beperkingen door de coronamaatregelen ook beschouwen als aanleiding tot bezinning. Waar gaat het in ons bestaan nou werkelijk om? Het zou mij niet verbazen als we uiteindelijk tot de ontdekking komen, dat de ongebreidelde mobiliteit in de wereld waarin wij leven sterk heeft bijgedragen tot het ontstaan van deze pandemie. Ik gun ieder van harte de mogelijkheid om verre reizen te maken om de mooiste plekken van onze aarde te ontdekken. Ik gun iedereen van harte, dat de goedkoop geprijsde boontjes uit Kenia op onze Nederlandse tafels lekker smaken. Ik gun iedereen van harte, dat de tilapia uit Afrika of Indonesië een smakelijke aanvulling vormt op ons menu. Ik snap dat sommige handelscontracten niet gesloten kunnen worden als daar geen verre vliegreizen aan vooraf gaan. En ik begrijp dat een vakantie vanuit Zeeland naar de Achterhoek interessanter is dan naar Domburg.