06 oktober 2019

Sporen van God in het dorp

Boekrecensie van
Jacobine Gelderloos, Sporen van God in het dorp.
Nieuwe perspectieven voor kerken op het platteland  (1)

Hoe God verdween uit Jorwerd verscheen in 1996 en was vijf jaar later al aan de vijfentwintigste druk toe. Geert Mak had met zijn geschiedenis van een dorp in Friesland kennelijk precies in de roos geschoten. Los van zijn boeiende schrijfstijl kun je de vraag stellen of het boek voor velen een eindelijk bevestiging was, dat het met religie wel gedaan was in onze samenleving. Als niet alleen de stad, maar zelfs het dorp het zonder uitingen van geloof kon stellen, dan … ja dan zat er niets anders op dan God en kerk maar ten grave te dragen. Definitief.

Maar toch … Tweeëntwintig jaar na het boek van Mak presenteert theologe Jacobine Gelderloos onder de titel Sporen van God in het dorp. Nieuwe perspectieven voor kerken op het platteland een toegankelijke versie van haar dissertatie. Uit de inleiding: 'Ik hoop dat dit boek helpt om met een frisse blik naar dorpskerken te kijken. Waardoor niet alleen de diversiteit van dorpskerken in beeld zal komen, maar ook onvermoede raakvlakken ontdekt zullen worden met de wereld van kunst en cultuur, met vragen rond zorg en welzijn, de ontwikkeling van een persoonlijk wereldbeeld en leefbaarheidsvraagstukken in de context van het platteland. Want dorpskerken hebben de zoekers in onze samenleving veel te bieden.' (p. 11)

Na een feitelijke beschrijving van een viertal protestantse kerkdorpen in Groningen en twee in Brabant schetst Gelderloos de situatie van het kerk-zijn in de hedendaagse samenleving als geheel en in de culturele omstandigheden waarin we ons bevinden. Tekenend in dat geheel is de constatering dat we ons bevinden in een ongemakkelijke verscheurdheid tussen kerkelijke verlegenheid en religieus analfabetisme. Tel daarbij op de sterk veranderde sociaaleconomische verhoudingen en de vergrijzende bevolking in de dorpen, en het beeld van een tanende leefbaarheid op het platteland is compleet.


Het kerkgebouw verlaten

Precies op het vlak van de leefbaarheid pleit de schrijfster voor een perspectiefwisseling, die de plattelandskerken een steun in de rug kan zijn om sporen van God in het dorp opnieuw te ontdekken. In plaats van voortdurend energie te steken in 'het overleven' zouden dorpskerken er beter aan doen zich af te vragen wat hun bijdrage kan zijn aan de leefbaarheid van de dorpssamenleving. 'Dit betekent ook het kerkgebouw verlaten en aanwezig zijn waar mensen leven en werken – in het café, op de werkvloer, van jeugdhonk tot golfbaan.' (p. 66) Wanneer men bereid is tot deze perspectiefwisseling, dan blijken er talloze mogelijkheden te zijn om als kerk een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het samenleven in een dorp.

Zo kan er vanuit de kerk gewerkt worden aan onderlinge verbindingen tussen bewoners van het dorp. Maar ook kunnen bepaalde activiteiten deze verbinding (tijdelijk of langdurend) tot stand brengen. Ook het kerkgebouw zelf kan een symbool van onderlinge verbinding zijn. Die verbinding is belangrijk, want: 'De Woldkerken hebben er heel bewust voor gekozen om de kerkdiensten zoveel mogelijk in alle dorpen te organiseren en de vieringen niet in één dorp te concentreren. Iedereen moet met een zekere regelmaat in het eigen dorp naar de kerk kunnen gaan. … Het rondtrekken heeft als nadeel dat de dienst elke week in een ander dorp is en dat er mensen zijn die alleen naar de kerk komen als er een dienst is in het eigen dorp.' (p. 85)

Verbinding

Het behoud van kerkgebouwen is niet alleen van belang uit het oogpunt van landschapsarchitectuur. Kerkgebouwen zorgen ook voor sociale verbinding, zelfs wanneer mensen niet meer of incidenteel deelnemen aan de kerkelijke rituelen. 'Wanneer een kerk gesloopt wordt, wordt de hele structuur van het dorp aangetast – en niet alleen in het straatbeeld, maar ook in de tijd. Kerken zijn vaak historische plekken die mensen verbinden met het verleden. En niet alleen met voorgaande generaties, maar ook met hun eigen, persoonlijke geschiedenis.' (p. 95) Daarbij speelt, aldus Gelderloos, voor een katholieke kerk nog het aspect van de wijding van het gebouw een cruciale rol. Door de wijding 'wordt het een heilige plek, uitsluitend bestemd voor de eredienst.' (p. 97) Op vakantie in het buitenland, maar niet alleen daar, roepen kerkgebouwen 'een besef van het heilige op. Misschien is dat een van de redenen waarom mensen in een kerkgebouw geneigd zijn een eerbiedige, verstilde houding aan te nemen.' (p. 100)

Behalve door het gebouw zelf kunnen dorpskerken op allerlei terreinen verbinding tot stand brengen met andere sectoren in het maatschappelijke leven. Denk daarbij niet alleen aan samenwerking op oecumenisch terrein, maar ook op het diaconale vlak. Zo verwijst Gelderloos naar het Platform Kerk en Aardbeving, waar vanuit zeven kerkgenootschappen gesproken wordt over de sociale en negatieve financiële gevolgen van de gaswinning voor de bewoners van Groningen. Ook concreet overleg tussen burgerlijke en kerkelijke gemeenten en de praktische uitwerking daarvan kan een manier zijn om te laten zien, dat de leefbaarheid van het dorp de kerk ter harte gaat.

Onbevangen

Het laatste hoofdstuk van haar boek wijdt de schrijfster aan een aantal perspectieven, waarvan ik er drie wil memoreren. Allereerst is het van belang de verlegenheid te overwinnen die ons gevangen kan houden tussen kerkelijke verlegenheid en religieus analfabetisme. 'Om onbevangen te kunnen spreken over God, is herbronning gewenst: een herontdekking van waar het om draait in het christelijk geloof. … Het is dan niet alleen de vraag hoe je de kerk ziet, maar ook hoe je de wereld ziet en hoe kerk en samenleving zich tot elkaar verhouden. … De wereld is dan de ruimte waarin gezamenlijk gezocht wordt naar het goede leven, het leven zoals het zou moeten zijn.' (p. 155)

Vervolgens komt het erop aan om de wijze van staan in de wereld en van gelovig kijken naar die wereld in al zijn diversiteit ruimte te bieden, ook in de plattelandssamenleving. Daartoe 'is een gezonde dosis nieuwsgierigheid naar andere invalshoeken noodzakelijk – niet een eendimensionaal geloof, maar belangstelling voor andermans visie.' (p. 159) En in het verlengde hiervan onderstreepte ik: 'In een tijd waarin de kerk als instituut afkalft, moeten kerkgemeenschappen zich er niet alleen van bewust zijn dat mensen op verschillende manieren verbonden kunnen zijn met de kerk en op verschillende manieren vormgeven aan geloof en zingeving. Kerken moeten dat ook waarderen en de mogelijkheid aangrijpen om contact te leggen met een grotere groep mensen.' (p. 161)

Onwennig

Tenslotte wijst Gelderloos erop, dat ook buiten de muren van de kerk goddelijke plekken en de kracht van gemeenschap gevonden kan worden. 'Overal waar mensen iets merken van een levenbrengende en bevrijdende kracht, van verbondenheid tussen mensen die grenzen overstijgt, daar is een besef van het heilige.' (p. 161) En ze voegt daaraan toe: 'Het begrip liquid church, vloeibare kerk, maakt het mogelijk om kerk te zien op tal van plekken waar mensen sporen van God ervaren en herkennen, hoewel het soms onwennig voelt deze plekken kerk te noemen.' (ib.)

Misschien is het precies deze onwennigheid die we moeten overwinnen (of eerder nog: uithouden) om nieuwe wegen te vinden die ons laten zien dat er toekomst is voor de kerk in de plattelandssamenleving. Overigens ben ik ervan overtuigd dat deze perspectiefwisseling niet alleen voor de dorpskerk, maar ook voor de urbane samenleving van toepassing is. Maar die gedroomde toekomst heeft alleen kans van slagen als we bereid zijn om allerlei beelden uit het verleden los te laten. Als we bereid zijn erop te vertrouwen dat het uiteindelijk God zelf is die zijn kerk de weg naar morgen wijst.
__________

(1) Boekencentrum Utrecht 20192, ISBN 9789023952183

Geen opmerkingen:

Een reactie posten