Overweging bij de 29e zondag door het jaar (jaar C, Wereldmissiedag)
Lezingen: Exodus 17,8-13; Lucas 18,1-8
'Bidden? Welnee, joh. Dat is iets voor softies, hoor. Ik trek zelf mijn plan wel. Ik zorg, dat ik er kom op eigen kracht.' Dit zou zomaar een antwoord kunnen zijn van een willekeurige Nederlander, als je hem of haar in de winkelstraat zou interviewen met de vraag: bidt u wel eens? Bidden lijkt voor veel mensen een bezigheid, die niet meer past bij het levensgevoel van 2019.
 |
Afbeelding: flickr.com |
Maar misschien moeten we niet te snel oordelen. Want bidden is er in vele variaties. We kennen de traditionele gebeden als het Onze Vader en het Weesgegroet. We kennen ook de schietgebedjes tot de heilige Antonius, als we wanhopig naar op zoek zijn iets. We kennen de psalmgebeden, de voorbeden in de kerkviering, of het stille en het meditatieve gebed. Wat al deze vormen van gebed gemeenschappelijk hebben, is dat er altijd een vorm van
verlangen in wordt uitgesproken. Verlangen om iets terug te vinden, verlangen naar genezing, naar verbetering van een getroebleerde relatie, naar vrede en verzoening in de wereld waarin wij leven.