14 juli 2019

Lotgenoot durven zijn

Overweging op de 15e zondag door het jaar (jaar C)

Lezingen: Deuteronomium 30,10-14; Lucas 10,25-37

Anderhalve week geleden negeerde de kapitein van de Sea-Watch 3 het verbod om de Italiaanse territoriale wateren binnen te varen. Aan boord van het schip, varend onder Nederlandse vlag, bevonden zich 42 uitgeputte vluchtelingen. Volgens de kapitein konden ze niet langer aan hun lot worden overgelaten. De Duitse kapitein, Carola Rackete, is inmiddels gearresteerd door de Italiaanse autoriteiten en riskeert een boete van tussen de tien en vijftig duizend euro. Er is een politiek steekspel ontstaan tussen de Italiaanse en de Nederlandse regering over wie nu de verantwoordelijkheid moet nemen voor deze gevluchte mensen.

Ferdinand Hodler (1853-1918), De barmhartige Samaritaan
Een treffender voorbeeld van wat Samaritaanse barmhartigheid in de praktijk betekent, kun je in de actualiteit bijna niet vinden. De formele regels van de wet aan je laars lappen omdat je ziet, dat mensen simpelweg hulp nodig hebben. Dat is een moedige daad. Want het is een optreden van de kapitein en haar bemanning, waar risico's aan verbonden zijn.

Van die risico's moet ook de Samaritaanse man uit het verhaal van Jezus zich bewust zijn geweest. Niet alleen het risico van tijdverlies. Hij was immers zelf ook op weg naar een voorgenomen doel. Maar ook een financieel risico, want hij staat met het bedrag van pakweg 150 euro borg voor de verzorging van de gewonde. Voor hem is het niet belangrijk 'wat hoort' of 'wat het hem oplevert'. Voor hem is belangrijk, wat zijn hart hem ingeeft om te doen. Met alle risico's van dien.

Geraakt worden

Doen wat je hart je ingeeft. Dat begint met het zien van wat er in jouw wereld, in jouw omgeving aan de gang is. Het begint ermee, dat je je laat raken door het appel dat iemand anders op jou doet. Het begint met open staan voor de soms onuitgesproken vraag die je leest in de ogen van de ander. Dat betekent, dat de ander jouw plannen, je doelstellingen of je verwachtingen onderbreekt. Leidend is niet wat jij belangrijk vindt, maar wat de ander nodig heeft.

Doen wat je hart je ingeeft, die oproep klinkt ook in de woorden uit de eerste lezing. De richtlijnen, zeg maar de heilige opdracht van God aan de Israëlieten, zijn niet onbereikbaar. 'Nee, het woord is dicht bij jullie, in je mond en in je hart. Je kunt het dus volbrengen.' Het werkwoord 'kunnen' wijst erop, dat je een keuze moet maken. Je moet ervoor kiezen om de heilige opdracht van God wel of niet te volbrengen. Je bent daar vrij in. Maar besef dat het een keuze is tussen goed en kwaad, tussen voorspoed en tegenspoed, zelfs tussen leven en dood, tussen het opvissen uit zee van uitgeputte mensen en ze laten verzuipen.

Lotgenoot

Het betekent, dat je kwetsbaar durft te zijn. Maar die kwetsbaarheid is geen zwakheid, het is juist een grote kracht. Die kwetsbaarheid leidt immers tot concreet handelen. Daardoor wordt de halfdode man verzorgd en kan hij zijn leven misschien weer oppakken. De Samaritaan maakt duidelijk, dat ik mijn naaste moet gaan zien: met mijn oog en met mijn binnenste. Ik moet me laten raken door de nood van de mens die een beroep op mij doet. Mijn aandacht wordt door de concrete situatie gericht op mijn naaste, die mijn lotgenoot is. Hij is mijn lotgenoot, omdat het niet alleen hem, maar ook mij had kunnen overkomen.

En in die naaste ontmoet je niet alleen je lotgenoot, maar je ontmoet ook God. "God bevindt zich op straat. Geen enkele plaats kan heiliger zijn dan de plaats waar de man die door rovers half dood is geslagen, op de bodem ligt en dorst lijdt. Geen woord is vromer dan de zakelijke aanwijzing, () de instructie aan de waard: 'Verzorg hem, en wat je meer uitgeeft, zal ik je betalen als ik terug kom.' De joodse inkleuring van het begrip 'naaste' behoedt ons voor vage mooipraterij, maar nodigt ons uit tot een nuchtere bezinning op onze eigen verantwoordelijkheid hier en nu voor de mensen wiens lotgenoot ik word." (Hein Jan van Ogtrop, In het leerhuis van Lucas, Boxtel/Brugge 1991, 131.)

Loskomen

Doen wat je hart je ingeeft. Dat is niet altijd een gemakkelijke keuze, en ook niet altijd vanzelfsprekend. Maar als je bereid bent om je te laten raken door de nood van de ander, als je bereid bent om lotgenoot te worden van wie een beroep op je doet, dan neem je de heilige opdracht van God serieus om onze wereld een menselijk gezicht te geven. Dan ga je mee in de uitdaging, die paus Franciscus uitspreekt: 'Ik geef de voorkeur aan een Kerk die gekneusd, gewond en vuil is, omdat zij langs de straten is uitgetrokken, boven een kerk die ziek is, omdat zij gesloten is en uit gemakzucht zich vastklampt aan eigen zekerheden.' (Paus Franciscus, Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium, 2013 n. 49.)

Het komt erop neer, dat paus Franciscus ervoor kiest om als kerk erop uit te trekken. Niet blijven zitten waar je zit, ook niet met een beschuldigende vinger wijzen naar 'de verdorven buitenwereld', niet het leerstellige pantser aantrekken, maar 'uitgaan naar de randgebieden van het eigen territorium of naar nieuwe sociaal-culturele omgevingen.' (Evangelii Gaudium, n. 30.) Het betekent, dat we als kerk moeten loskomen uit onze comfort-zone. Het betekent, dat onze concrete inzet voor een betere, meer leefbare wereld de beste en meest adequate manier is van evangeliseren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten