Inleiding gehouden op de Contactdag Koorkringen Zeeland
op zaterdag 12 november 2016 te Hulst
In een eerdere bijdrage heb ik gewezen op de samenhang van de bijbelse begrippen barmhartigheid en gerechtigheid. Ook is in verband daarmee gewezen op Gods genade, op de noodzaak van bekering en op het appel op mensen om 'barmhartig als de Vader' te zijn (Lucas 6,36). Hieronder het tweede en derde deel van mijn inleiding.
2. Barmhartigheid in de liederen
Misericordias Domini (m. Taizé) komt letterlijk uit Psalm 89,2: 'Van uw barmhartigheid en uw trouw zal ik altijd zingen, Heer.' Het vers doet mij echter ook denken aan Psalm 35,28: 'Mijn tong zal uw rechtvaardigheid verkondigen en uw lof zingen, alle dagen.' Hier wordt weliswaar niet de barmhartigheid, maar de gerechtigheid als eigenschap van God genoemd. Maar gezien de eerder geconstateerde samenhang tussen deze twee begrippen mogen we ze hier als inwisselbaar beschouwen.
In Ubi Caritas (m. Taizé) zingen we: 'Als wij elkaar liefhebben, woont God in ons.' Daarin horen we de weerklank van de bijbelse oproep, dat wanneer God ons liefheeft, wij op onze beurt ook elkaar moeten liefhebben. In datzelfde lied wordt die oproep nog eens benadrukt: 'Laten we elkaar liefhebben, want de liefde komt van God.' De bron van liefde, van barmhartigheid en gerechtigheid ligt dus buiten ons. De bron is God zelf, waaruit wij gelaafd en gevoed worden. En juist omdat wij Gods liefde ontvangen, zijn wij ook geroepen om haar door te geven in ons barmhartig zijn en onze inzet om de gerechtigheid te bevorderen.
Dan is er het lied Gods groot erbarmen (t. G. Lubberts; m. J.L. Bell). Daarin wordt gezongen: 'Moge Gods genade je helen en warmen.' Gods genade, zijn barmhartigheid en gerechtigheid, zijn dus helend, zijn leven-gevend. Genade en barmhartigheid zijn daarmee geen categorieën voor softies, maar krachtige, levensbevorderende en heilzame richtlijnen voor het leven van mensen.
Vervolgens natuurlijk de Hymne voor het Heilig Jaar van de Barmhartigheid (uitgave Nationale Raad voor Liturgie). Het refrein geeft aan, dat wij de barmhartigheid van de Vader kunnen, nee moeten doorzetten in ons eigen leven: 'Wees barmhartig zoals de Vader.' Dit doorzetten en doorgeven komt ook terug in enkele coupletten: 'Van Hem mochten wij ontvangen, aan Hem willen wij geven.' Dus wat wij aan barmhartigheid van Jezus mogen ontvangen, dat mogen we hem teruggeven door barmhartig te zijn voor de mensen die op ons levenspad komen. En ook (als het gaat over de Geest, couplet 3): 'Door Hem getroost kunnen wij anderen troosten.' Troost ontvangen wij niet uitsluitend ten behoeven van onszelf, maar ook als kracht om op onze beurt anderen te troosten. Troost is natuurlijk te verstaan als een uitingsvorm van barmhartigheid.
Het Lied van Barmhartigheid (t. C. Remmers; m. English Hymn) laat iets zien van de barmhartigheid alsook van de gerechtigheid. Barmhartigheid wordt verwoord in de zinsnede; 'mededogen moet gaan groeien' (couplet 1) en in 'onze God vraagt om erbarmen voor wie bang, ten einde raad…' (couplet 2). De gerechtigheid wordt geformuleerd in de zinsnede: 'ieder mens met eigen waarde mag er zijn' (couplet 2).
De samenhang tussen barmhartigheid en gerechtigheid komt weer goed tot uitdrukking in het lied De Geest des Heren is op Hem (t. J.W. Schulte-Nordholt; m. P. Schollaert; zet. F. Bullens). Het 'overweldigend erbarmen', op het einde van couplet 2, wordt in couplet 3 nader uitgewerkt met te wijzen op Gods 'recht en zijn barmhartigheid.' Hier gaan die twee zijden van de ene medaille heel mooi samen.
In Het lied van de Heer als voorbeeld (t. M. v.d. Plas; m. F. Bullens) wordt keer op keer de samenhang benadrukt tussen de barmhartigheid van Godswege en de barmhartigheid die wij mensen op grond daarvan moeten betonen aan elkaar. Ik noem in dit verband enkel de zin: 'De Heer vergeeft onze schuld en straf, wanneer wij onze vijanden vergeven.' Vergeving van Godswege (= barmhartigheid!) geeft ons een nieuwe kans, maar ook wanneer wij onze tegenstanders vergeven ontstaan er nieuwe kansen: niet alleen voor wie onze vijand is, aar ook voor onszelf. Vergeving is immers niet alleen een geschenk aan de ander, maar in wezen ook een cadeau aan jezelf.
Michel van de Plas gebruikt in het lied Heer God, die in de hemel zijt (m. J. Raas) het mooie woord 'goedertierenheid'. Het duidt op een alomvattende, nooit aflatende liefde, die God wil betonen aan zijn mensen. Het is die liefde, die mensen leven doet, kansen geeft, toekomst biedt en perspectief. Het is een onverdiende liefde, die wij mogen ontvangen 'om niet', gratis. Je hoeft en je kunt er geen prestaties voor te leveren. Goedertieren is God omdat hij het wil. Zonder die onverdiende liefde zou ons leven niet goed denkbaar, zou ons leven nauwelijks leefbaar zijn. Maar die goedertierenheid doet wel een beroep op ons door het appel om dan ook zelf goedertieren te zijn, barmhartig voor onze medemensen, hen tot hun recht te brengen.
Die goedertierenheid wordt tenslotte in het lied Wij komen als geroepen (t. S. de Vries; m. J. Bielen) tot uitgedrukt in de woorden, dat mensen zijn 'bestemd voor de genade, het donker al voorbij.' Genade, maar ook gelijkluidende woorden als vergevingsgezindheid, barmhartigheid, gerechtigheid, mededogen, liefde: ze zetten ons op het spoor van een leven en samenleven, waarin mensen werkelijk mens kunnen worden. Dat gaat niet vanzelf, want het vraagt inzet en bekering, het vraagt van ons dat we telkens opnieuw de keuze maken om die weg te willen gaan. Maar door God zijn wij bedoeld en 'bestemd voor de genade' en dan zijn we 'het donker al voorbij'.
3. Barmhartigheid en gerechtigheid in ons eigen leven
Barmhartigheid en gerechtigheid kunnen op vele wijzen in ons leven een plaats krijgen. Ze kunnen zich ook in vele verschijningsvormen aan ons voordoen. Ik noem er een paar.
Respect is een begrip, dat vandaag de dag nogal eens wordt gebruikt om aan te geven dat mensen elkaar oprecht als mens moeten willen zien. Daarin komen gerechtigheid en barmhartigheid daadwerkelijk tot uitdrukking. Maar in de praktijk is dat vaak toch lastiger dan het uitspreken van de woorden zelf. Toch worden we, vanuit de liederen die we vandaag zingen en vanuit ons christelijk geloof, daartoe opgeroepen. Het betekent bijvoorbeeld, dat we in de huidige actuele discussie rondom vluchtelingen en vreemdelingen, deze mensen proberen te zien als individuele mensen en niet allereerst als groep. De groep kun je gemakkelijk wegzetten als 'ongewenste gelukzoekers', maar de individuele mensen hebben hun eigen, persoonlijke, vaak schrijnende verhaal. Natuurlijk besef ik, dat er ook mensen zijn die op oneigenlijke gronden proberen binnen te komen. Maar de afzonderlijke verhalen van individuele mensen mogen (nee, moeten) gehoord worden, als wij serieus werk maken van Gods barmhartigheid en gerechtigheid.
Maar je kunt ook denken aan situaties in je eigen omgeving. Al iemand een geliefde heeft verloren door de dood, dan hoor je na verloop van tijd nogal eens: 'Mensen begrijpen niet dat het verlies een blijvend verlies is. Ik wil hier helemaal niet overheen komen. Want als ik dat zou doen, dan heb ik het gevoel dat ik mijn dierbare helemaal los laat, totaal kwijt raak. Natuurlijk: het leven gaat door, maar het gemis zal ik, wil ik blijven voelen.' Als wij met zulke mensen in aanraking komen, dan zouden we kunnen proberen door het wellicht wat meer begrip voor op te brengen. Bijvoorbeeld door de tijd te nemen om te luisteren. Het is niet nodig veel te zeggen, het is alleen nodig de ander de ruimte te geven zijn/haar eigen verhaal te doen.
Barmhartigheid en gerechtigheid kunnen ook tot uitdrukking komen wanneer wij bereid zijn om mensen in onze omgeving niet vast te pinnen op wat zij – in onze ogen – verkeerd deden. Vergeving is een vorm van barmhartigheid, die zeer heilzaam kan werken. Niet alleen voor degene die ons onrecht deed, maar ook voor onszelf. Want je eigen boosheid los laten, dat voorkomt dat je gevangen blijft in je eigen duisternis. Natuurlijk: ik besef dat dit niet altijd eenvoudig is. Er kunnen omstandigheden zijn of gebeurtenissen hebben plaats gevonden, die te groot zijn voor een 'gemakkelijke' vergeving. Maar de goedertierenheid van God nodigt ons uit om te onderzoeken of wij niet toch ie weg kunnen gaan.
Soms zie je gebeuren dat mensen min of meer worden 'afgeschreven', omdat ze niet over bepaalde capaciteiten beschikken, onhandelbaar zijn, een lastig karakter hebben, geen hulp willen aanvaarden, zich niet sociaal gedragen of omdat ze zichzelf boven anderen verheven denken. Het is zeker niet gemakkelijk om zulke mensen een plek te geven in je leven. Je kunt ervoor weglopen, je kunt de andere kant opkijken, je kunt ze negeren. Maar – gezien vanuit het appel van barmhartigheid en gerechtigheid – wordt van ons gevraagd om, ook met deze mensen, geduld te beoefenen en hen liefde te betonen. Waar het ons lukt om geduldig met deze mensen om te gaan, waar het ons lukt om hen te zien als mens met een eigen waarde, waar het ons lukt om de mogelijkheden en capaciteiten van deze mensen met hen samen te ontdekken, daar zul je zien dat de barmhartigheid ook werkelijk gestalte krijgt.
En zo zingen wij vandaag van barmhartigheid, op de dag voorafgaand aan de sluiting van het Heilig Jaar van de Barmhartigheid. Maar dat betekent natuurlijk niet, dat wij daarmee ook het beoefenen van de barmhartigheid moeten afsluiten. Dat is een opdracht en een proces, dat blijft: ons leven lang. Maar als wij ons daarvoor inzetten, als wij het telkens opnieuw proberen, dan worden wij mensen die zijn 'bestemd voor de genade, het donker al voorbij.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten