Overweging op de tweede zondag van Pasen (jaar A)
Schriftlezingen: Handelingen 2,42-47; Johannes 20,19-31
Als je de film Schindlers List wel eens hebt gezien, dan word je heel stil van de slotscène: de indrukwekkende rij mensen, die een steentje leggen op het graf van Oscar Schindler. Het einde van de film maakt grote indruk. Het zijn ook vrijwel de enige scènes uit de film, die in kleur zijn gemaakt. Van een film, die veel indruk op je maakt, ben je geneigd vooral het slot ervan in gedachte te houden. De afloop van het verhaal blijft je het beste bij. Maar het plot, de ontknoping, krijgt pas zijn eigenlijke betekenis door wat eraan vooraf is gegaan.
Met het verhaal van het evangelie, dat we vandaag lezen, gebeurt iets dergelijks. We hebben de neiging vooral te kijken naar de ontwikkeling die Tomas doormaakt. Maar ook hier moeten we niet vergeten naar het voorafgaande te kijken. Na de gruwelijke executie van Jezus zitten zijn leerlingen bijeen: wezenloos, angstig, achter gesloten deuren. Wie bang is en leeft onder kennelijke dreiging, die probeert zichzelf onzichtbaar te maken. Zoals een kat zich soms klein maakt als ze jouw naderende gestalte niet vertrouwt. Het voelen van angst is een signaal van dreigend onheil en het kan daarom heel functioneel zijn. Maar tegelijk is angst ook een mechanisme, dat ons kan afsluiten van de realiteit. We zien in zulke situaties vooral de dreiging en de onmogelijkheden, niet zozeer de kansen.
De harde realiteit
Met zijn eerste woord probeert Jezus die angst te doorbreken: 'Vrede wens ik jullie.' Over de grens van de angst heen wijst hij op de mogelijkheid om te leven als een gerust mens, als iemand die weliswaar de realiteit en de dreiging kent, maar – daaraan voorbij – probeert te kijken naar wat wel kan. Die harde realiteit laat Jezus, meteen na zijn woord van vrede, zien aan de leerlingen: hij toont hen de wonden aan zijn handen en in zijn zijde. De afschuwelijke werkelijkheid van het kruis is als herinnering nog steeds aanwezig. Maar aan het lijden voorbij, aan de vernedering en de godsgruwelijke verlatenheid voorbij, wenst Jezus zijn vrienden de vrede toe. Twee keer zelfs, in een kort tijdsbestek. Een herhaling die benadrukt: vergeet niet om die vrede, die geruststelling, die overwinning van de angst mee te nemen voor wat komen gaat.Want wat komt, dat is de opdracht, de zending, de missie om te doen zoals Jezus zelf heeft gedaan. Wat hij heeft gedaan en gezegd vóór zijn dood aan het kruis, dat moeten de leerlingen nu voortzetten. Zijn werk wordt nu hun werk, zijn levenswijze die van hen. Deze opdracht, deze missie is geen mission impossible. Want als bekrachtiging van die opdracht blaast Jezus zijn geest, zijn heilige mentaliteit over hen uit. Daarmee krijgen ze de kracht om de hen zojuist toegezegde vrede over te brengen aan anderen. Dat gebeurt waar vergeving realiteit wordt en verzoening in de praktijk wordt gebracht.
Het hele verhaal
Pas als dat allemaal gebeurd is – vrede aangezegd, een opdracht uitgezet, de geest meegegeven en verzoening in het vooruitzicht gesteld – pas dan komt Tomas in beeld. Zijn vierkante ongeloof over de ontmoeting van zijn vrienden met de man die gekruisigd is, kun je je goed voorstellen. Dood is dood, einde verhaal. En een fikse illusie armer, moet Tomas gedacht hebben. Maar misschien is hij stiekem toch wel aan het denken gezet door de enthousiaste verhalen van zijn vrienden, verhalen over de aangezegde vrede, de opdracht, de geest en de verzoening. Hij weet natuurlijk wel: met de dood is het afgelopen. Maar misschien..., wie weet..., het zou kunnen..., dat de naakte realiteit toch niet het hele verhaal is.Tomas krijgt een herkansing, een week later. Opnieuw zijn de deuren gesloten. De angst zit er kennelijk nog steeds goed in bij de leerlingen. Eigenlijk vreemd, want acht dagen eerder al probeerde Jezus die angst te doorbreken. De angst is hardnekkig. En daarom is opnieuw het eerste woord van Jezus: 'Vrede.' De geruststelling. De uitnodiging om de angst los te laten. En meteen daarna de uitnodiging aan Tomas om zich te laten overtuigen, dat de gekruisigde dezelfde is als de verrezene. En Tomas raakt overtuigd, hij laat zijn ongeloof varen. Hij herkent – en hij erkent – wie voor hem staat: 'Mijn Heer en mijn God.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten