Overweging bij de 33e zondag door het jaar (jaar A)
Lezingen: Spreuken 31,10-13.19v.30v; 1 Tesssalonisenzen 5,1-6; Matteüs 25,14-20
Er zijn veel zaken waar mensen zich zorgen over kunnen maken. Je gezondheid kan bijvoorbeeld aanleiding geven tot bezorgdheid. Of ook de manier waarop je kinderen hun plek moeten vinden in onze vaak chaotische wereld. De toenemende kloof tussen rijk en arm, niet alleen in Nederland, maar ook wereldwijd, baart nogal wat mensen grote zorgen. Als je niet uitkijkt, dan zou de wanhoop je om het hart kunnen slaan.
Gelukkig zijn er ook tekenen van hoop. Er zijn mensen die zich hun optimisme niet laten afnemen. Voor veel mensen is de enorme inzet van vrijwilligers op vele terreinen in de samenleving een teken van hoop. Maar ook de gewone alledaagse zorg die mensen met liefde en toewijding aan elkaar besteden laat zien, dat onze wereld nog niet voorgoed verloren is.
Rimpels
Signalen van hoop beluisteren we ook in de schriftlezingen van deze zondag. Al moeten we meteen vaststellen, dat het verhaal uit het evangelie ook wat rimpels tussen de wenkbrauwen oplevert. Want wat moet je nou met zo’n heer, die zijn knecht uitfoetert en eruit gooit. Dat klinkt toch helemaal niet zoals we Jezus doorgaans kennen? Dat heeft toch niets met de blijde boodschap te maken?Om het verhaal goed te verstaan moeten we proberen de context ervan te begrijpen. In heel het verhaal van Matteüs is Jezus met zijn vrienden aangekomen in Jeruzalem. De sfeer wordt grimmiger, de tegenstand van de religieuze leiders wordt sterker, de dreiging van lijden en dood wordt voelbaar. In een gelijkenis bereidt Jezus zijn vrienden voor op de tijd dat zij er alleen voor staan. Terwijl de heer in het buitenland verblijft worden zijn knechten belast met het beheer van zijn goederen. Met andere woorden, als Jezus zelf er niet meer zal zijn, dan moeten zijn leerlingen zich verantwoordelijk weten voor het gedachtegoed van Jezus. Zij moeten voortzetten, wat hij begonnen is. En wie zich daarvoor inzet, moet zich niet laten verlammen door angst. Want angst is een slechte raadgever. Wie zich inzet voor het gedachtegoed van Jezus, wie zich inzet voor het koninkrijk der hemelen, moet woekeren met zijn talenten. Zoals ook de eerste twee knechten hebben gedaan. Zij hadden geen angst, eerder vertrouwen. En daardoor waren ze in staat om hun startkapitaal te verdubbelen. Waar mensen vrijmoedig hun capaciteiten benutten en inzetten, daar zie je mooie en onvermoede dingen gebeuren. Waar mensen het aandurven om vertrouwen te hebben in zichzelf, daar zijn groei en verrassende ontwikkelingen mogelijk.
Richtsnoer
Vertrouwen dus als een signaal van hoop. Eigenlijk zien we dat ook gebeuren in de eerste lezing. Er wordt een loflied gezongen op de sterke vrouw. Vaak worden deze woorden gebruikt in de uitvaartliturgie, en dat gebeurt niet ten onrechte. Want veel vrouwen kun je beschrijven als deze vrouw, die anderen voorspoed en zegen brengt. Maar de kern is, dat deze vrouw leeft in ontzag voor de Heer. Dat woord 'ontzag' wordt vaak verstaan in de zin van 'angstig, bevreesd'. Maar bedoeld wordt vooral, dat zij haar plaats en haar richting weet. En die richting wordt bepaald door Gods barmhartigheid. Gods liefde is het richtsnoer, waarmee ze haar leven inricht. Dat is de ware wijsheid die deze vrouw in haar leven laat zien. En daarom kun je deze sterke vrouw ook zien als de verpersoonlijking van de wijsheid. Zij laat zien welke wijsheid mensen tot elkaar brengt en tot God. En die wijsheid heb je ook nodig voor je inzet voor Gods koninkrijk.Ook in de brief van de apostel Paulus klinken signalen van hoop en vertrouwen. We moeten ons realiseren, dat de eerste christenen in Tessaloniki leven in tijden van angst en verdrukking. Ze worden vervolgd, gemarteld, gedood. Paulus spoort de mensen aan, niet in angst te blijven leven, ondanks de bedreigingen. Probeer juist kinderen van het licht te zijn, zegt hij, wees waakzaam en nuchter.
Signalen van hoop
Signalen van hoop en vertrouwen zijn ook voor ons van groot belang, juist als we geneigd zijn om ons zorgen te maken over allerlei zaken. En misschien hoeven we niet eens zo ver te zoeken naar signalen van hoop en vertrouwen. Want het koninkrijk van God begint, waar mensen elkaar van harte het goede toewensen – en zich daar ook hard voor maken. Het begint waar vrijwilligers avond aan avond op sjouw zijn voor gehandicapte medemensen. Het begint waar ouders in hun dagelijkse zorg voor hun kinderen laten zien, wat de kracht is van trouw en liefde. Het begint waar collega's op het werk, leerkrachten op school, verpleegkundigen en artsen, detailhandelaars en muzikanten, mensen in allerlei beroepen meer doen dan wat strikt van hen gevraagd wordt. Zo houden zij de belofte levend, dat onze wereld er anders kan gaan uitzien, beter en mooier, eerlijker en rechtvaardig. Dan wordt er ook in onze dagen iets zichtbaar van dat koninkrijk der hemelen, waar Jezus zo vol van was.En als je deze talenten kunt inzetten om in onze wereld Gods koninkrijk zichtbaar te maken, dan zal je inzet niet voor niks zijn. Want – zegt Jezus – al wie heeft, zal gegeven worden. Vaak krommen onze tenen bij deze uitspraak. Maar we moeten goed beseffen, dat het hier niet gaat om bezit in de materiële zin. Je kunt het ook anders verstaan. Er zijn mensen die veel liefde hebben voor anderen, zij tonen zorg en inzet, stralen enorm enthousiasme uit. Op hun beurt krijgen ze ook liefde, zorg, enthousiasme en inzet terug. Precies daarin wil God ons laten zien, dat hij voortdurend signalen van hoop afgeeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten