Beschouwing
Drie jaar geleden is door het team waarin ik werkzaam ben een pastoraal plan gepresenteerd, waarin een drietal doelgroepen werden genoemd die in de jaren 2013-2016 onze bijzondere aandacht zouden krijgen. Het betrof de zorg voor ouderen, voor gezinnen met jonge kinderen en voor jeugdige mensen die via het jongerenpastoraat benaderd zouden worden. Het was – van meet af aan – een ambitieus plan. Misschien wel te hoog gegrepen. Achteraf blijkt, dat we de doelstellingen ten aanzien van het jongerenpastoraat niet hebben kunnen waarmaken. Vraag is dan, hoe je deze constatering moet presenteren naar bestuur en parochianen. Kun je zeggen dat intussen het inzicht is ontstaan, dat jongerenpastoraat meegenomen kan worden in de inspanningen die zullen gaan vallen onder de noemer 'gezinspastoraat'? Of is het verstandiger om aan te geven, dat deze doelstelling niet gehaald is?
Het antwoord op deze vraag is niet eenvoudig. Want het toegeven van niet waargemaakte voornemens, van falende ambities, van resultaten die onder de maat blijven – dat doen we niet graag. Het past ook niet in de huidige tijdsgeest. Bij voorkeur wordt het beeld hoog gehouden, dat we in ons leven alles zoveel mogelijk – liefst zelfs helemaal – onder controle hebben. Het afleggen van verantwoording en het halen van gestelde targets, het zo goed mogelijk uitsluiten van risicofactoren en het opstellen van criteria voor een nauwkeurige meting van werkresultaten, gezondheid, culturele behoeften, zorgverlening, maatschappelijke betrokkenheid en sociale inspanningen zijn aan de orde van de dag.
In eigen hand?
Zelfs het gebied van de zingeving lijkt niet te ontkomen aan de behoefte om ons leven resultaatgericht te benaderen. De huidige discussie rond de beëindiging van 'voltooid leven' geeft aan, dat er kennelijk criteria geformuleerd moeten kunnen worden die in algemene, maar tegelijk juridisch hanteerbare termen aangeven wat daaronder verstaan dient te worden. En op basis van die wettelijk vastgelegde criteria moet een mens – weliswaar met hulp van een 'levenseindebegeleider', maar uiteindelijk toch autonoom – kunnen beslissen of hij/zij eraan toe is het leven als voltooid te beschouwen. En daaraan vervolgens consequenties te verbinden. Dit alles geeft mij aanleiding tot de vraag: hoe kwetsbaar durven wij vandaag de dag nog te zijn? Hoe sterk is de wil om in ons leven alles in eigen hand te houden? Durven wij het nog aan om te leven vanuit een ontvankelijkheid, zoals die ons is voorgeleefd door Jezus van Nazaret? Het catastrofale einde van zijn leven (in ultieme vernedering en doodse eenzaamheid) bleek – weliswaar later – een nieuw begin te worden. Die ontvankelijkheid, dit vertrouwen op zijn God, gaf hem de overtuiging dat hij zijn weg tot het bittere einde zou kunnen gaan.Natuurlijk kan ik mij voorstellen, dat er mensen zijn die op het einde van hun levensweg zeggen: het is genoeg geweest. Dus het verlangen naar het einde is goed te begrijpen, maar de beslissing omtrent dit einde valt – vind ik – in principe buiten het menselijk bereik. Zoals wij het leven bij het begin ontvangen, zo zouden we – vanuit gelovig standpunt – ook het einde moeten kunnen ontvangen. Ook in de kwetsbaarheid van de allerlaatste levensfase is het niet aan ons om te bepalen wanneer het moment is om het leven te voltooien. Voltooid wordt het pas in en door ons vertrouwen in de God die alle leven draagt.
Kracht en perspectief
In die zin vind ik het ook geen punt om te erkennen, dat gestelde doelen niet worden gehaald, al wordt daar natuurlijk wel hard aan getrokken. De core business van het pastorale werk is toch, dat wij ons niet enkel laten leiden door 'resultaat', maar vooral door het geloof dat ook in het kwetsbaar durven zijn een grote kracht en een onverwacht perspectief kan schuilen.Deze beschouwing verscheen eerder in de Nieuwsbrief van de Vereniging Pastoraal Werkenden, afdeling Breda, in november 2016.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten