Overweging bij de 4e zondag door het jaar (B)
Lezingen: Deuteronomium 18,15-20; Marcus 1,21-28
Als we kijken naar de tijd waarin wij leven, dan kun je zeggen dat er op bepaalde vlakken sprake is van scherpe tegenstellingen. De rellen vanwege de avondklok hebben niet alleen veel materiële schade veroorzaakt, maar ook grote verontwaardiging bij het merendeel van de bevolking en bij de politiek. Opruiende types dus tegenover mensen die, terwijl ze rustig thuis zitten, proberen de saaiheid van het gebrek aan sociale contacten uit te houden. Ook de kloof tussen de exorbitante rijkdom van de happy few en het overgrote deel van de mensen dat in armoede leeft is weer groter geworden, aldus een pas verschenen rapport van de organisatie Oxfam-Novib. En tenslotte kan het contrast tussen de vorige president van Amerika, een narcist eerste klas, en de huidige, die zich profileert als bruggenbouwer, nauwelijks groter zijn.
Contrasten
![]() |
Afbeelding gevonden op jw.org |
Allemaal tegenstellingen die spanningen met zich meebrengen. Dit soort spanningen zijn ook voelbaar in de lezingen van deze zondag. In de eerste lezing gaat het over het contrast tussen zelfbenoemde profeten en profeten die door God zijn aangewezen. De eerste soort, orakelsprekers om zo te zeggen, worden in de lezing niet uitdrukkelijk genoemd. In de voorafgaande zinnen echter wordt gewaarschuwd voor waarzeggerij en bezweringen. De profeet die werkelijk spreekt namens God moet zich houden aan wat hem door diezelfde God wordt ingegeven. Hij mag niet zijn eigen waarheid verkondigen, maar enkel de waarheid van God. De profeet die zich daaraan niet houdt moet sterven, zo luidt de waarschuwing.