26 oktober 2014

Je centrum verleggen

Overweging op de 30e zondag door het jaar (jaar A)

Lezingen: Exodus 22,20-26; Matteüs 22,34-40

Connie Palmen is in 1991 doorgebroken met haar debuutroman De Wetten. Daarin gaat het over de liefdesrelaties die een vrouw heeft met verschillende mannen. In een interview heeft ze later gezegd: 'Liefde bestaat wel, in allerlei vormen, maar ze is niet zo vanzelfsprekend als ons wordt voorgespiegeld in de romantische literatuur. 't Is hard labeur, afzien. Onze ideeën over liefde en gevoelens zijn trouwens net zozeer aan mode onderhevig als kleren en automodellen. Neem nu de nadruk die tegenwoordig wordt gelegd op zelfontplooiing. Jezelf ten dienste stellen van anderen is er niet meer bij, je moet aan jezelf werken, eerst van jezelf houden voor je van een ander kunt houden... Flagrante onzin, toch. Je kunt volgens mij geen eigenliefde hebben zonder dat een ander je eerst bemind heeft.' (In: God en vitriool, p. 49, Prometheus Amsterdam 2005)

Dat lijkt mij een hele rake constatering. Je moet ontdekken wat het betekent, dat een ander jou lief heeft, voordat je van jezelf kunnen houden. Anders gezegd: pas als een ander jou accepteert met al je plus- en je minpunten, ben je in staat om ook jezelf te accepteren met je positieve en je negatieve kanten. Als een ander jou neemt zoals je bent, dan kun je ook jezelf nemen zoals je bent.


Zoals je bent

Dat moeten we in gedachten houden als we Jezus horen zeggen, dat je je naaste moet liefhebben, zoals je van jezelf houdt. Als je geleerd hebt om jezelf te nemen zoals je bent, dan kun je ook leren de ander te nemen zoals zij of hij is. In wezen betekent dit, dat we de ander benaderen met mededogen, met barmhartigheid. We eisen van de ander geen perfectie, omdat we beseffen dat we ook zelf niet volmaakt zijn. We nemen de ander de maat met dezelfde lat als waarmee we onszelf meten.

De wetgeleerde, met wie Jezus in gesprek is, trekt de vraag over het voornaamste gebod naar een theoretisch niveau. In de bijbel wordt het gesprek over wat liefde is niet op een theoretisch vlak gevoerd, maar altijd in praktische zin. Dat kunnen we goed waarnemen in de eerste lezing. Zorg hebben voor de vreemdeling, zorg hebben voor weduwen en wezen, is een hele concrete manier van liefhebben. Ze wordt hier gemotiveerd vanuit het besef, dat het ook jezelf kan overkomen een vreemdeling te zijn of het lot van weduwe en wees te ondergaan. Zij hebben hulp nodig, zoals je ook zelf in bepaalde situaties hulp nodig hebt. En daarom moet je er ook niet zelf beter van willen worden, als je geld leent aan of een mantel in onderpand neemt van iemand die in nood verkeert. Zo praktisch, zo concreet wordt in heel de bijbel gesproken over het voornaamste gebod.

Revolutionair

'Je kunt geen eigenliefde hebben zonder dat een ander je eerst bemind heeft,' zei Connie Palmen. Dat is ook het mooie van de verhouding tussen de bijbelse God en ons, mensen. Hij heeft ons het eerst liefgehad. Dat is eigenlijk een tamelijk revolutionair gegeven in de cultuur en de historische ontwikkeling, waarin de joods-christelijke godsdienst is ontstaan. De goden van de Egyptenaren en de Babyloniërs, van de Grieken en de Romeinen waren ongenaakbare grootheden. Ze waren voor mensen totaal onberekenbaar en trokken zich in wezen nauwelijks iets aan van wat er speelde onder mensen. Maar de God van de Joden en van de christenen laat zich wel in met wat mensen bezig houdt. 'Als hun klagen naar mij opstijgt,' hoorden we in de eerste lezing, 'dan zal ik gehoor geven aan hun klagen.' Hij is een God die luisteren wil, die mededogen toont, die barmhartig wil zijn. Maar die ook van ons, mensen, verwacht, dat wij met mededogen onze naasten bejegenen. Pre­cies daarom zijn het eerste en het tweede gebod aan elkaar gelijkwaardig. Je kunt niet zeggen God lief te hebben en tegelijk je medemens onbarmhartig behandelen.

Er is dus in de loop van de geschiedenis een nieuwe beeld ontstaan, dat mensen hebben gekregen van God. Hij is niet ongenaakbaar, maar wil juist gehoor geven. Hij is niet onberekenbaar, maar wil mededogen tonen. Dit betekent in essentie dat er een andere wijze is gegroeid van aandacht geven. Het centrum van je aandacht is verlegd. Dat centrum ligt niet langer alleen bij jezelf, maar minstens zoveel ook bij de ander. Misschien is dat wel een mooie beschrijving van wat liefde betekent in de praktijk: dat je in staat bent het centrum van je aandacht te verleggen.

Je centrum verleggen

Dat gaat natuurlijk niet vanzelf. Je moet het telkens opnieuw waar maken. Het betekent bijvoorbeeld, dat je het gesprek niet uit de weg gaat als de ander je teleurgesteld heeft. Het betekent, dat je ruimte wilt maken voor mensen die anders zijn: in hun cultuur, hun uiterlijk of hun opvatting. Het betekent, dat je opkomt voor mensen die niet voor zichzelf kunnen opkomen. Het betekent, dat je daadwerkelijk respecteert als mensen dwarsig zijn of een ongemakkelijke waarheid aan je voorleggen. Het betekent, dat je ruimte maakt voor mensen die gescheiden zijn of een andere seksuele geaardheid hebben, maar die hun geloof niet willen opgeven. Het betekent, dat het centrum van je aandacht niet uitsluitend in jezelf ligt, maar net zo goed ook in de ander. Zo worden wij mensen met mededogen, die geliefd zijn door een God met mededogen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten