03 december 2017

Voeding geven

Overweging bij de 1e zondag van de Advent (jaar B)

Lezingen: Jesaja 63,16b-17.19b; 64,3b-8; Marcus 13,33-37

Claudia is een week naar haar moeder, die woont in het oosten van het land. Voor de gezelligheid, maar ook om een stuk mantelzorg te verlenen. Peter, haar man, moet zich dan even zelf zien te bedruipen. Ja, dat voelt toch anders als moeder de vrouw van huis is. Hij kan meer zijn eigen gang gaan, maar moet tegelijk zelf voor zijn eten zorgen en de was bijhouden. In zo'n situatie kun je de zorg voor het huishouden op twee manieren voor je rekening nemen. Je doet de noodzakelijke dingen om, als Claudia weer thuis komt, gedonder te voorkomen. Of je kunt zorgen, dat ze een warm welkom ervaart, bijvoorbeeld doordat er een bloemetje in huis is en de gezamenlijke maaltijd speciale aandacht krijgt. De eerste houding – zou je kunnen zeggen – is er een van 'op je hoede zijn',  de tweede van een hartelijke en warme thuiskomst. De eerste weerspiegelt een gevoel van kilte en onverschilligheid, misschien ook angst, de tweede van toewijding en genegenheid.

De woorden uit het evangelie klinken alsof ze passen bij de eerste houding. Want Jezus begint met woorden die nogal dreigend klinken: 'Weest op uw hoede.' Dat heeft iets van: jezelf schrap zetten, alert zijn op mogelijk gevaar. We kunnen ons afvragen, waarom Jezus zo'n waarschuwende toon gebruikt als hij in gesprek is met vier van zijn volgelingen. De passage die de evangelist Marcus ons vandaag voorhoudt, wordt (als je zijn verhaal verder zou lezen) vrijwel meteen gevolgd door de laatste maaltijd van Jezus en zijn vrienden. En we weten hoe het verder gaat: de gruwelijke lijdensweg met Jezus' dood als voorlopig sluitstuk.


Ieder zijn taak

Jezus probeert dus zijn vrienden erop voor te bereiden, dat hij is als de huiseigenaar die naar het buitenland gaat. De dienaars van de huiseigenaar, de leerlingen van Jezus dus, krijgen ieder hun taak toegewezen. Maar ze mogen weten, dat de huiseigenaar op enig moment terugkomt. En hij zal verantwoording vragen van hun beheer tijdens zijn afwezigheid. Dat beheer kan dus op verschillende manieren tot uitdrukking komen. Zoals ook Peter tijdens de afwezigheid van Claudia ofwel probeert om gedonder te voorkomen ofwel haar een warm welkom bereidt.

Zoals ik het nu zeg, klinkt het nogal zwart-wit. Er zijn natuurlijk allerlei nuances daar tussenin denkbaar. Want we beseffen, dat we met al onze goede bedoelingen soms toch ook de plank misslaan. We doen onze partner, onze kinderen, onze ouders, onze collega's soms tekort of stellen hen teleur. Dat besef van tekort schieten heeft duidelijk doorgeklonken in de eerste lezing. De woorden van de profeet Jesaja zijn behoorlijk zwaar aangezet. Maar in dat besef van tekort schieten blijft ook een spoor van hoop en vertrouwen aanwezig: 'Toch zijt gij, Heer, onze Vader. Blijf niet eindeloos op ons vertoornd.'

Benutten

Het is niet gemakkelijk om onder ogen te zien, dat je als mens anderen teleurstelt, kwetst, of onrecht doet. Want hoe kun je dan nog jezelf aankijken in de spiegel? Daarom proberen we vaak onze fouten en misstappen te vergoelijken of in een beter daglicht te stellen. Maar wie diep in zijn hart kijkt, weet dat er momenten zijn, waarop hij onder de maat blijft. 'Toch zijt gij, Heer, onze Vader.' We mogen ook leven in het vertrouwen, dat we opnieuw mogen beginnen. Er worden ons nieuwe kansen gegeven, we krijgen een doorstart.

Maar dat vraagt nou precies die waakzaamheid, waar Jezus op doelt in het evangelie. Want waakzaam zijn, dat betekent niet allereerst: op je hoede zijn. Het betekent misschien veel meer: je kansen zien – en benutten. De kans om recht te zetten wat scheef is gelopen. De kans om warmte te brengen waar kilte heerst, om verzoening te stichten waar mensen leven in onmin met elkaar. De kans verwaarloosde contacten te herstellen, om mensen tot hun recht te laten komen.

Voeding geven

Juist in deze Adventstijd is het goed om ons meer bewust te worden van de kansen die er liggen. Want wanneer wij ons daarop toeleggen, dan bereiden wij een warm welkom aan de huiseigenaar, wanneer hij terugkeert van zijn buitenlandse reis. Juist in de Adventstijd, wanneer wij ons innerlijk voorbereiden op de de geboorte van het kind in de kribbe, de komst van God in onze wereld, kunnen wij – meer dan anders – alert zijn het bevorderen van goede verhoudingen. Juist de Adventstijd nodigt ons uit om de keuzen te maken tussen onverschilligheid en toewijding, tussen angst en genegenheid.

Een oude Cherokee-indiaan gaf zijn kleinzoon onderricht over het leven. 'Binnen in mij is een gevecht gaande', zei hij tegen de jongen. 'Het is een afschuwelijk gevecht tussen twee wolven. De ene wolf is duister en slecht – hij bestaat uit woede, jaloezie, hebzucht, verwaandheid, leugens, en valse trots. De andere wolf is licht en goed – hij is vreugde, vrede, liefde, hoop, kalmte, nederigheid, vriendelijkheid, vrijgevigheid, waarheid, compassie en geloof. Binnen in jou woedt dezelfde strijd, en ditzelfde geldt voor ieder mens.' De kleinzoon dacht daar enkele ogenblikken over na en vroeg toen aan zijn grootvader: 'Welke wolf zal het gevecht winnen?' De oude Cherokee glimlachte en antwoordde: 'Winnen zal degene die jij voeding geeft.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten