10 september 2017

Richting wijzen

Overweging bij de 23e zondag door het jaar (jaar A)

Lezingen: Ezechiël 33,7-9; Matteüs 18,15-20

Navigatieapparatuur in de auto maakt het erg gemakkelijk om je weg te vinden, als je de omgeving niet kent. Maar als je geen TomTom hebt, dan moet je vertrouwen op de richtingwijzers langs de weg. En als de richtingwijzers ontbreken, dan moet je vragen aan mensen die de omgeving kennen, welke weg je moet gaan.

Ook in het onderling samenleven van mensen heb je soms behoefte aan iemand die je de richting wijst. Iemand die je laat zien, hoe je dingen kunt aanpakken of hoe je in een bepaalde kwestie iemand het beste kunt benaderen. De lezingen in deze viering zijn ook bedoeld om ons richting te wijzen. En dan vooral over de manier waarop we anderen op het juiste spoor kunnen brengen. Want iemand terecht wijzen – daar gaat het immers over – is niet de gemakkelijkste en ook niet de leukste taak die je je kunt voorstellen.

Veel mensen schrikken ervoor terug. We hebben er moeite mee om elkaar te vertellen, dat sommige dingen ook anders en beter kunnen, en dat er ook dingen zijn die gewoon niet door de beugel kunnen. Veel Nederlanders vinden, dat ieder dit soort dingen zelf maar moet bepalen. Er is een duidelijke tendens naar individualisering. En je zou kunnen zeggen, dat in bepaalde opzichten de morele gemakzucht is toegenomen in Nederland.


Morele wachtpost

De lezingen van deze viering gaan daar in feite dwars tegen in. Vooral de profeet Ezechiël heeft een zware taak. Hij moet de Israëlieten waarschuwen voor hun misstappen. Hij wordt zelfs door God verantwoordelijk gesteld wanneer hij die waarschuwing achterwege zou laten. 'Het bloed van de boosdoener kom ik van jou opeisen,' zegt God. Ezechiël is door God aangesteld als een wachter over het volk van Israël. Een wachtpost wordt uitgezet om een stad bij een mogelijke aanval te waarschuwen voor de vijand. Ezechiël is aangesteld als de morele wachtpost van Israël. Hij moet hen waarschuwen voor het inslaan van verkeerde wegen. Geen eenvoudige, en vaak ook een ondankbare taak.

In het evangelie krijgen de leerlingen de moeilijke opdracht om hun broeder op het rechte pad te brengen. Het gaat over de vraag, hoe de christelijke gemeenschap moet omgaan met een medechristen die publiek een fout heeft begaan. Eerst is er een gesprek onder vier ogen. Dat gebeurt om de persoon niet onnodig in opspraak te brengen. Daarna zal men, als de persoon in kwestie niet tot inkeer komt, een of twee anderen erbij halen. Pas wanneer ook dat geen resultaat oplevert, wordt het geval voor een openlijke beslissing aan de hele gemeente voorgelegd. In feite heeft de geloofsgemeenschap dus het recht, maar ook de plicht om geloofsgenoten, die zich niet conformeren aan de normen en gewoonten, uit te sluiten. Het is hetzelfde als het bestrijden van een ziekte, die het hele lichaam kan aantasten.

Met mildheid

Als je de woorden van Jezus serieus neemt, betekent dit, dat gelovigen verantwoordelijk zijn voor het gedrag van hun medegelovigen. Het betekent, dat gelovigen elkaar soms terecht moeten wijzen, mits dit gebeurt in alle mildheid. Het is een broederlijke vermaning, die wordt uitgesproken vanuit een gevoel van verbondenheid en niet met de bedoeling om verdeeldheid te kweken. Het kan dus niet zo zijn, dat de persoon wordt veroordeeld, maar alleen zijn gedrag. 'Terecht wijzen' heeft daarom vooral de betekenis van: de richting wijzen. Het heeft de betekenis van: iemand op het rechte spoor brengen.

Er zijn allerlei tekenen vandaag de dag, dat de grenzen van het individualisme in zicht komen. Samenhang in onze samenleving, dat is waar politici en wetenschappers steeds vaker naar op zoek gaan. En er wordt gewezen op het belang van vrijwilligerswerk als het cement van onze maatschappij. Men­sen die zich inzetten voor ontwikkelingshulp, voor het milieu, voor de mensenrechten, en voor de bestrijding van zinloos geweld: allemaal voorbeelden dat er in onze wereld meer is dan individualisme, meer dan alleen puur eigenbelang.

Richting wijzen

Maar kijk ook eens in eigen omgeving. Lege flessen, waar geen statiegeld op zit, breng je naar de glasbak. Oud papier wordt apart ingezameld. Zo kun je op een bescheiden manier helpen het milieu te ontlasten. Maar stel nou, dat je buren (waar je het overigens heel goed mee kunt vinden) niet de moeite nemen om dit soort afval gescheiden in te zamelen. Zeg je daar dan iets van? Wijs je hen op de mogelijkheid van gescheiden inzameling? M.a.w.: wijs je hen terecht? Wijs je hen de richting?

En als wij straks het Brood van de Heer delen met elkaar, dan moeten wij ons ervan bewust zijn dat wij daarmee een opdracht op ons nemen. Het brood dat Jezus ons heeft nagelaten is niet alleen bedoeld om ons kracht te geven, maar ook een taak. Het is de opdracht om elkaar en anderen de richting te wijzen; de richting die ertoe leidt dat wij elkaar en anderen behoeden en behouden, met mildheid, maar ook vastberaden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten